afb. G.J. Dukker, november 1983
Een voorgevel? Is het een voorgevel? Eigenlijk niet, maar eens heeft er in deze zijgevel een deur gezeten. Daarom vandaag in de rubriek een kijkje achter de gevel van de Broederschapskapel van de Sint-Jan Omstreeks 1380, ruim zeshonderd jaar geleden, werd begonnen met de bouw van de gotische Sint-Jan. Maar vóór die tijd bezat de Ilustre Lieve Vrouwe Broederschap reeds een eigen kapel in deze kerk. De nieuwe kapel, in gotische stijl passend bij de nieuwe Sint-Jan, werd bijzonder rijk uitgevoerd. Fraaie, rijkversierde gewelven bekroonden deze kapel. Het instrument voor deze kapel was een orgel, dat in Maastricht vervaardigd werd. Onderhandelingen over de aankoop hiervan werden gevoerd met Antonijs, de Maastrichtse orgelmaker die te paard naar 's-Hertogenbosch gekomen was op de maandag na driekoningen 1424. Zijn knechten waren in de Maasstad al aan het werk, zodat de Broederschapsleden Antonijs een som geld meegaven als een tractatie voor zijn knechten. In de zomer van 1425 werd het orgel per schip aangevoerd. Het beroemde koor van de Broederschap heeft met begeleiding van dat orgel vele eigen composities in de Sint-Jan ten gehore gebracht. Ondermeer zongen zij bij de kerkelijke hoogtijdagen, maar eveneens bij de begrafenis van de leden van de Broederschap. Zo ook in 1516, toen Jeroen Bosch vanuit deze kapel door zijn medebroeders begraven werd. Vond hij zelf een laatste rustplaats op deze plek? Andere werden er wel begraven. Na 1629 was het afgelopen met de katholieke eredienst in de Sint-Jan en ook in deze kapel, al mocht de Broederschap op beperkte schaal blijven bestaan. De kapel verloor haar oorspronkelijke functie. Ze werd gebruikt als klaslokaal voor de illustre school, terwijl er eveneens een brandspuit werd opgeslagen. Daartoe werd een aparte toegangsdeur in de buitenmuur vervaardigd. Voor brand was men zeer bevreesd. Was in 1584 niet de hoge middentoren door de bliksem getroffen en verbrand? Op de kerk stonden 'backen' of regenwaterreservoire die bij brand gebruikt konden worden. In de winter moesten ze regelmatig opengehakt worden. Een speciale 'waker ten tijde van blixem' moest opletten op het inslaan van bliksem en het uitbreken van branden. Bij belegeringen moest hij eveneens het vijandelijk geschut in de gaten houden. Maar de brandspuit zelf werd in de kerk geplaatst. Hier werden ook de brandslangen ter droging opgehangen. En er hingen brandladders van 38 en 43 sporten hoog. In de negentiende eeuw kwam de kerk terug in katholieke handen. Er werd een speciale regeling getroffen: de katholieken kregen de kerk, de hervormden een geldsom en de toren kwam aan de stad. De Broederschap nam echter de kapel niet meer in gebruik. Het werd een 'gewone' kapel in de kerk: het werd de Sacramentskapel. Het huidige meubilair in de Sacramentskapel, de oorspronkelijke Broederschapskapel, werd in 1985 geschonken door de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap om haar band met deze ruimte toch duidelijk te maken. De kapel is één van de twee kapellen die dagelijks in gebruik zijn als gebedsruimte: toeristen worden verzocht van het rijke interieur te genieten door de spijlen heen te kijken: de rust die er heerst mag niet verstoord worden. |
materiaal: natuursteen
Van de figuratieve sculptuur aan het exterieur van de kapel was nog een reeks van dertien kraagstenen in beeldnissen behouden gebleven. Deze werden door aangevulde copieën vervangen. Eén van de oorspronkelijke kraagstenen was verdwenen en daarvoor in de plaats kwam een geheel nieuwe. | 42 |
• Lieve Vrouwekapel • Lage Kapel • Auditorium van de Illustre School (1731-1787) • vanaf 1853 opnieuw Lieve Vrouwe- of Mariakapel | 28 |
Tenslotte werden de kapel van de Illustere Lieve Vrouwe Broederschap (de Sacramentskapel) en haar gerfkamer hersteld. Het vlakke gevelwerk verkeerde in vrij goede staat en behoefde slechts weinig herstel, de steunberen daarentegen met al hun tabernakels en fioelen en ook het gecompliceerde maaswerk van de gerfkamer werden vernieuwd. De tufsteen uit Kottenheim die werd gebezigd, werd door ir. Van der Veen bijzonder goed bevonden. Het beeldhouwwerk werd uitgevoerd door Sjef Goossens en Jacques de Bresser. Op 27 april 1938 werd de voltooiing van de gerfkamer gevierd. Nu aan de in 1924 door Jan Kalf geopperde mogelijkheid, de onnavolgbare versieringen te laten sterven in schoonheid, geen gevolg was gegeven, ontbrandde opnieuw een polemiek over de restauratiemethoden. J.A.C. Tillema herinnerde aan Weissman's rede van 1910 en keurde de gerestaureerde staat der gerfkamer af als hard, kaal, opdringerig, schriel van vorm en als een parvenu-achtige stijlvervalsing.109 Hierop verdedigde de toenmalige directeur van het rijksbureau voor de monumentenzorg, F. Vermeulen, de restauratie, zeggend dat het beeldhouwwerk vernieuwd was op grond van herkenbare vormen der aanwezige resten, door de gevoelige en zorgzame hand van de reeds lang in dienst zijnde beeldhouwer Goossens.110 In zijn repliek bleef Tillema evenwel van mening, dat het beeldhouwwerk niet gecompleteerd had moeten worden.111 De nu eenmaal gangbare Bossche praktijk werd in het herstel van de Broederschapskapel consequent voortgezet. In de oorlogsjaren kon men met het werk doorgaan, bijvoorbeeld met de standbeelden op de luchtboogstoelen van het hoogkoor, waarvoor in 1938 de eerste modellen, Godevaart II | 83 |
en een schildknaap, geleverd waren, waarnaar in Ettringer tufsteen de beelden gehakt werden. In 1940 overleed hoofdopzichter H.J. Goossens (niet te verwarren met de beeldhouwer Sjef Goossens), opgevolgd door Frans van Dongen. Slechts in september en october 1944 lag het werk stil. Hoewel de stad 's-Hertogenbosch in 1944, vanaf zondag 22 october, zwaar met granaten bestookt werd, eerst door de Engelse, dan door de Duitse artillerie, voordat op vrijdagavond 27 october de bevrijding een feit was, en hoewel de oorlogsschade in de stad omvangrijk was, werd de Sint Jan slechts door drie lichte granaten getroffen en beperkten de vernielingen zich tot schade aan de gebrandschilderde glazen en het blanke kathedraalglas. Op 26 october viel de grootste klap, een granaatinslag in de oostelijke traptoren van de noordelijke transeptgevel ter hoogte van het grote venster, waarvan het gebrandschilderd glas geheel vernield werd. Ook sloeg een granaat in het straatdek ten westen van de Lievevrouwekapel naast de toren, zodat de twee gebrandschilderde glazen in de kapel en het ene glas in het Luidportaal geheel werden vernield; het grisailleglas in de noordmuur van de kapel werd ernstig beschadigd. In 1946 kon de restauratie van de Broederschapskapel besloten worden met de voltooiing van de meest westelijke travee. In mei 1945 was architect Van Heeswijk overleden. Op 25 november 1946 werd P.H. van Kessel, adjunct-directeur van de dienst Gemeentewerken van 's-Hertogenbosch, tot architect der restauratiewerken benoemd met behoud van zijn gemeentelijk ambt. Onder zijn leiding werd nu eerst de vernieuwing van alle daken en goten van het gebouw uitgevoerd, met nieuwe goten in gewapend beton, een werk dat einde 1958 voltooid was. Maar tegelijkertijd moest hij de eerste maatregelen treffen om nieuw intredend verval van het uitwendige natuursteenwerk het hoofd te bieden. | 84 |
Noten | |
109. | Tillema 1937/38, 403-416. Later is de auteur veel milder in zijn oordeel over het restauratieresultaat van de gerfkamer, zie noot 94 hierboven. |
110. | F. Vermeulen, 'De grondbeginselen der Nederlandsche monumentenzorg en de kritiek', Rooms-Katholiek Bouwblad 10 (1938/39), 34-39. Deze discussie klonk ook door in De Tijd (2 augustus 1938) en in De Maasbode (1 september 1938). |
111. | Rooms-Katholiek Bouwblad 10 (1938/39), 39-46. |
1870 |
De eerste restauratieVanaf 1870 tot in 1888 worden, door elkaar heen, alnaargelang de voorkeur van de schenkers, gebrandschilderde glazen geplaatst in de overige straalkapellen, de zuidbeuk van het koor, de Sacramentskapel, Antoniuskapel, schipzijbeuken, Lieve Vrouwekapel en Doopkapel.
C. Peeters, De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch (1985) 85
|
|
1874 |
De eerste restauratieOnder leiding van Hezenmans wordt de Lieve Vrouwe Broedersschapskapel, voortaan aan het Allerheiligst Sacrament gewijd, opnieuw ingericht.
C. Peeters, De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch (1985) 85
|
|
1883 |
De eerste restauratieOp 1 mei 1883 wordt besloten tot restauratie van de Sacramentskapel. H. van Nunen en Zoon herstellen de ornamentaal bewerkte steunberen in deze kapel en H. van der Geld vervaardigt daarvoor beelden.
C. Peeters, De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch (1985) 85
|
|
1886 |
De eerste restauratieDitmaal heeft een nieuw besluit van het kerkbestuur om over te gaan op gasverlichting, gevolgen. De wand-armen, in drie typen ontworpen door Hezenmans, worden successievelijk door particulieren, onder wie ook leden van het kerkbestuur, geschonken. Die in de Sacramentskapel worden, zoals al het werk daar, kerkmeubilair en glazen, bekostigd door de familie van Lanschot.
C. Peeters, De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch (1985) 85
|
1565 |
Kapittel 16. Op last van den Schepen Jan van der Stegen het heilig sacraments-altaar in de St. Janskerk afgebroken en het hout- en steenwerk door Jan Bolants, deken der schrijnwerkers, ten zijne huize geborgen.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
Ronald Glaudemans en Wim Hagemans, De Sint-Janskathedraal van 's-Hertogenbosch : De restauratie 1999-2010 (2011) 23-31
J.C.A. Hezenmans, De St. Jans-kerk te 's Hertogenbosch (1866) 60, 61, 63, 125-135
Jan van Oudheusden, De Sint Jan van 's-Hertogenbosch (1985) 34-41
C. Peeters, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's-Hertogenbosch (1973) 85-88
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 215
C.F.X. Smits, De Kathedraal van 's-Hertogenbosch (1907) 48-51, 87-95
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 51-53, 57-58